Een van de activiteiten die Thera Coppens en Wim Hazeu tijdens hun reizen ontplooien, is het vinden van (stand)beelden van dichters. Na de ontdekking wordt er een foto van gemaakt, waarbij Wim Hazeu zich bij zijn beroemde collega voegt. Foto's Thera Coppens

HANS CRISTIAN ANDERSEN

Andersen 2

De Deense schrijver en eeuwige vrijgezel Hans Christian Andersen (1805-1875) schreef 156 sprookjes, die aansloten bij mondelinge vertellingen in de volkscultuur. Trouwens, Andersen schreef zijn sprookjes, nadat hij ze eerst had verteld aan de kinderen van de gezinnen, waar hij te gast was. Andersen wordt zoals eenieder weet, wereldwijd gelezen en voorgelezen. De schrijver kom je in beeldende vorm op vele plaatsen tegen. Ik ontmoette hem nog in april 2013 in het Central Park van New York. Het beeld werd in 2008 geschonken door Joan en Barry Todd Müller. Voor mij onbekende personen, maar ik noem het echtpaar en eer daarmee alle particulieren en stichtingen die ervoor zorgen, dat mijn rubriek Beelden van schrijvers geen einde zal kennen.

HUGO DE GROOT

Hugo de Groot

De wereldberoemde jurist en staatsman Hugo Grotius of Hugo de Groot (1583-1648) wordt vooral gekend als de man die met hulp van zijn vrouw in een boekenkist ontsnapte uit de gevangenis slot Loevestein. Maar hier staat hij in de zomer van 2022 in volle glorie, met een imponerend boek in zijn hand, over de hoofden van marktkooplui en marktbezoekers heen te kijken. Dat doet hij al vanaf 1886, nadat F.L. Stracké hem had gebeeldhouwd in opdracht van een landelijk comité. Het beeld stond aanvankelijk midden op de Markt van De Groots en mijn geboorteplaats Delft. Zijn geboortedag was 10 april, de mijne 28 april. De Ram naast de Stier. In 2004 is het beeld meer richting de Nieuwe Kerk verhuisd. De marktdag in Delft is elke donderdag weer een feest, versterkt door het spel van grote beiaardiers. In mijn tijd (1940-1965) waren dat Leen ’t Hart en Rien Ritter.

Hugo de Groot was een wonderkind, geniaal en alzijdig begaafd. Hij schreef zijn eerste gedichten op achtjarige leeftijd in het Latijn, was op vijftienjarige leeftijd afgestudeerd jurist en vestigde zich eind 1599 in ’s Gravenhage als advocaat bij de Hooge Raad. Hij was een van de grondleggers van het internationale recht, maar voor mij leeft hij vooral voort als dichter, toneelschrijver en vertaler. Hij was een stimulerend voorbeeld voor Vondel, en voor mij als de geleerde en kunstenaar uit Delft die zich door niets en niemand uit het veld liet slaan.

A.C.W. STARING

StaringWim

Zonder A.C.W. Staring (1767-1840) zou de Achterhoek de Achterhoek niet zijn. Hij was een van onze belangrijkste dichters, die in onze eeuw met enthousiasme werd geciteerd door de schrijvers Gerrit Komrij, Adriaan van Dis en Chrétien Breukers en werd gepersifleerd door drs. P. Hij woonde op het landhuis De Wildenborch tussen Vorden en Lochem, waar ik in de jaren ’60 een nazaat van de dichter bezocht om hem te interviewen voor een radiodocumentaire. In juli 2022 mocht ik na een fietstocht bij het landhuis vaststellen, dat er een afstammeling woont. Tijdens diezelfde fietstocht bezocht ik het mooie, nog jonge museum STAAL in het knusse dorpje Almen. STAAL staat voor STAring Almen.

Staring was niet alleen dichter, maar ook jurist, politicus (patriot) en landbouwkundige. Zijn brede kennis stelde hij ten dienste van tal van ontwikkelingen in de Achterhoek. Het bronzen beeld van Staring staat in de Dorpsstraat van Vorden en is in 1986 gemaakt door Frank Letterie. Van Staring is volgend kniedicht dat mij aanspreekt:

‘k Ben oud, maar zal ’t niet lang meer zijn!

‘k Heb van de Bron der Jeugd gedronken:

Papa Jerooms Bourgonjewijn,

Mij door zijn Dochter ingeschonken.

(De foto werd dit keer gemaakt door mijn zoon Marcel, met wie ik een aantal dagen door de Achterhoek fietste).

ARISTOTELES

Filosoof

Griekenland zorgt in alle opzichten voor het cultureel erfgoed. In het voorjaar van 2022 mocht ik dit weer concluderen na bezoeken aan het Archeologisch en aan het Byzantijns museum in Griekenlands tweede stad Thessaloniki. Het zijn in de late twintigste eeuw opgerichte musea, ruim van bouw en inrichting, bewaakt door plezierige, bescheiden suppoosten en voorzien van kleine, maar vakkundige museumwinkeltjes. Voorbeeldig torende voor ons hotel aan der Nikisstraat met uitzicht op het Aristotelesplein en de zee, de klassieke filosoof en schrijver Aristoteles boven de voetgangers uit. Een bronzen teen stak koperkleurig onder zijn mantel uit. Honderdduizenden voorbijgangers hebben die teen gestreeld en ik volgde hen na. Aan Aristoteles koppel ik de begrippen en woorden dialoog, ethiek, retorica, poëtica, logica, metafysica en melancholie. Zijn in het Nederlands vertaalde tekst Over melancholie behoort tot de boeken die ik nog wel eens raadpleeg. Je ben melancholicus, of je bent het niet.
Natuurlijk leefde en woonde Aristoteles tot kort voor zijn dood in Athene, waar hij ongetwijfeld ook geëerd zal worden, maar in Thessaloniki is de grootste universiteit van Griekenland naar hem genoemd.

CARLO GOLDONI

goldoni

Op een regenachtige dag in september 2021, wandelend langs de rivier de Arno in Florence, ontmoetten wij op een hoge sokkel de Italiaanse blijspelschrijver Carlo Goldoni (1707-1793). Zijn toneelstukken, zoals De herbergierster, Het koffiehuis en De knecht van twee meesters, werden tot 2000 in Nederland regelmatig opgevoerd. In onze eeuw is er de klad in gekomen en worden klassieke toneelstukken, ook die van bijvoorbeeld Vondel, zelden of nooit meer in ons land gespeeld. Ten onrechte natuurlijk. Goldoni verbleef, na zijn rechtenstudie, vooral in zijn geboortestad Venetië en in Parijs, waar hij op hoge leeftijd overleed. De Italianen zijn niet misselijk in het op een voetstuk plaatsen van hun schrijvers. (In Rotterdam zal je geen standbeeld van Vondel hoeven te verwachten). Goldoni heeft nooit in Florence gewoond. Maar zijn verzamelde toneelstukken werden er in 1753/1754 wel in twee delen uitgegeven. Onder zijn naam stond op de titelpagina niet Scrittore, maar Avvocato Veneziano. Er is in Florence ook een plein naar Goldoni genoemd. Een citaat van Goldoni: 'Hij die veel praat, praat niet altijd goed.' Hij liet zijn acteurs veel praten.

FRANÇOIS VILLON

villon
Hoe vaak zijn wij niet Achter de Dom van Utrecht langs het beeldje van François Villon gelopen? Dertig keer? Honderd maal? Wat deed deze vijftiende eeuwse Franse dichter en vagebond toch in Utrecht? Het bronzen standbeeld van Marius van Beek werd er in 1963 geplaatst in opdracht van het Utrechtse Studenten Corps. Bij nadere studie blijkt dat het USC in 1961 een lustrum vierde met een openluchtspel over Villon. Dan toch maar in de zomer van 2021 een foto gemaakt van het beeld, gewijd aan de beroemde dichter van balladen, die zijn vertaald door Ernst van Altena. Hij kreeg er in 1964 de Nijhoffprijs voor vertalingen voor. En in Vlaanderen door de dichter Bert Decorte. Het gezicht van het beeld is gebaseerd op het enige overgeleverde portret van Villon dat was geplaatst in de oudste uitgave van zijn werk (1489).
In haar boek 'Johanna en Margaretha. Gravinnen van Vlaanderen en prinsessen van Constantinopel' (2019) schreef Thera Coppens over de dertiende eeuwse
kroonprinses Blanche, dat twee eeuwen later haar lieftallige bevalligheid bezongen werd door François Villon in zijn 'Ballade des dames du temps jadis' met de befaamde regels: 'Koningin Blanche, blank als een lelie, zong met een stem als van een sirene.' Deze woorden werden overgenomen in een chanson van Georges Brassens, in een lied van Bertolt Brecht/Kurt Weil (Nanna's Lied), en ze werden geciteerd door Maggie Smith in de tv-serie Dowton Abbey: 'But where are the snows of yesteryear."

MARGARETHA VAN VALOIS

ReineMargot

Eindelijk, zeiden we in 2012 tegen elkaar in het Jardin du Luxembourg, eindelijk een schrijfster op een sokkel. Dat is een zeldzaamheid. En wat voor een schrijfster: Margaretha van Valois. Zij leefde in Frankrijk tussen 1492-1545, was de dochter van Hendrik II en Catherine de Médicis, en de echtgenote van de koning van Navarra, de latere koning Hendrik IV. Maar belangrijker is dat zij een begaafde schrijfster is, die naast haar moedertaal Latijn, Italiaans, Spaans en Hebreeuws kende. Zij schreef een omvangrijk, bijna geheel postuum verschenen oeuvre van gedichten, mysteriespelen, memoires en brieven. Zij was geliefd bij de dichters van haar tijd. Pierre de Ronsard bezong haar en noemde haar ‘des divines beautez le patron éternel.’ Bekend is zij gebleven door haar in vele talen vertaalde (ook een paar maal in het Nederlands) l’Heptaméron of De Heptamerone (Zeven Dagen). Het is een in navolging van de Decamerone van Boccaccio geschreven verzameling van tweeënzeventig verhalen. Vijf mannen en vijf vrouwen zijn door overstromingen gevlucht naar een hoog in de Pyreneeën gebouwd klooster. Zij willen, terwijl zij wachten op de voltooiing van de reparatie van een brug, elkaar in tien dagen honderd verhalen vertellen. Zo ver is het niet gekomen, Margaretha overleed na het schrijven van het tweede verhaal op de achtste dag en liet haar raamvertelling onvoltooid na. Een van de Nederlandse vertalers was de aan diepe depressies lijdende en in Hilversum wonende J. (Joop) A. Sandfort (1893-1959), die ook Rabelais, Gide en Yourcenar vertaalde. In Frankrijk verscheen een boek met negen brieven van Céline aan Sandfort, die, aanvankelijk zonder verkoopsucces, Célines Reis naar het eind van de nacht in 1934 vertaalde..

COMENIUS

Amos

Vanaf 1967 was ik tot 1990 als journalist en schrijver regelmatig in Praag en maakte er de Praagse Lente en de Russische inval en de Bevrijding mee. Van president Vaclav Havel was ik de Nederlandse uitgever (Brieven aan Olga was een seller). In 1990 bezocht Havel Naarden, om, in alle rust, zonder fotografen, in het mausoleum eer te bewijzen aan zijn beroemde landgenoot Jan Amos Comenius (1592-1670). Deze schrijver, filosoof, theoloog en vooral pedagoog leefde door oorlogen gedwongen de laatste 14 jaar van zijn leven in Amsterdam. De wereld was in zijn ogen uit balans geraakt. In Amsterdam liet hij zijn opvattingen over in vrijheid leven en over de noodzaak van onderwijs aan alle kinderen, drukken. Hij stierf in 1670 in Amsterdam, maar werd begraven in Naarden. In de jaren 1934-1937 werd op verzoek van de Tsjechische regering de voormalige Waalse kerk in Naarden ingericht als Mausoleum. Jaarlijks wordt dat door honderden, zo niet duizenden Tsjechen bezocht. (Hoeveel Nederlanders bezoeken het graf van Erasmus in Bazel?) Verbonden met het Mausoleum, is in het voormalige weeshuis in de Kloosterstraat het Comeniusmuseum ingericht. Naast wisselende tentoonstellingen is daar in 2020 een nieuwe vaste tentoonstelling ingericht over het leven en werken van Comenius. Alleen al de inrichting door Tsjechische architecten en kunstenaars is, de moeite van een bezoek waard. Er is een museumwinkeltje, waar o.a. het boek De Moederschool, over de vorming en opvoeding van het jonge kind, vertaald door Maud Arkesteijn-van Willigen, te koop is. Bij de Grote of St. Vitus Kerk van Naarden staat een groot standbeeld van Comenius. Thera en ik verbleven in juni 2021 echter in de binnentuin (voormalige kloostertuin) achter Museum en Mausoleum bij een borstbeeld van Comenius, in 1920 gemaakt door de Tsjechische kunstenaar Josef Strahovsky. Wat een schoonheid en wat een rust! (www.comeniusmuseum.nl).

A. ROLAND HOLST

roland holst

Hoe vaak ben ik niet langs dit beeldje van de dichter A. Roland Holst in Bergen bij de Ruïnekerk gelopen? En nu pas, mei 2021, maakte Thera op haar initiatief deze foto. Ik werkte een paar jaar aan de biografie van Lucebert, die in 2018 verscheen bij De Bezige Bij. Regelmatig bracht ik een bezoek aan Luceberts atelier in Bergen, om aldaar, eerst begeleid door Luceberts weduwe, later door een van zijn dochters, manuscripten, brieven, foto’s en schilderijen te bestuderen. Na afloop was een bezoek aan het café-restaurant Het huis met de pilaren aan de Raadhuisstraat voor mij vaste prik, en dus ook het brengen van een groet aan het door Mari Andriessen (vriend van Slauerhoff!) gemaakte beeldje van Roland Holst, dat vlakbij dit café-restaurant en bij dé Bergense Boekhandel staat. Lucebert en Roland Holst hadden een bijzonder goede band. Via het grote aantal verwijzingen in mijn Lucebertbiografie zijn daar voorbeelden van te vinden. Roland Holst droeg zijn gedicht ‘Het lege erf’ aan Lucebert op. Titel en inhoud slaan op het tragische besluit van de dan zesenzeventigjarige, depressieve dichter om zijn vertrouwde woning aan de Nesdijk te verlaten. Lucebert en zijn vrouw Toni bleven voor Roland Holst een zeer gastvrij echtpaar. Tony haalde de oude dichter regelmatig met haar auto op uit de verzorgingsflat, altijd aan het eind van de middag. Over wat Roland Holst en Lucebert bij glazen wijn met elkaar bespraken, mag ik, staande bij het beeldje, graag fantaseren.

PEDRO PÉREZ CLOTET

Clotet1

In juni 2014 liepen we door het Spaanse Ronda, het historische stadje in de buurt van Malaga. Ooit gingen Rilke, Hemingway en James Joyce ons voor. Voor Rilke en Hemingway zijn standbeelden opgericht. Ik hield het bij het borstbeeld van de in Ronda overleden Spaanse dichter Pedro Pérez Clotet (1902-1966). Hij behoorde tot de beroemde Generatie ’27, die actief was tot aan het begin van de Spaanse Burgeroorlog in 1936. Er is volgens mij niets van hem in het Nederlands vertaald, ook geen van zijn fantasy- en horrorverhalen. In Ronda is er dus een borstbeeld van hem, maar er is ook een plein naar hem genoemd. In zijn villa in het historische centrum is nu het hotel El Poeta de Ronda gevestigd. Twaalf kamers. Om er lang in te wonen in een bedwelmende omgeving.

ARTHUR VAN SCHENDEL

arthur van schendel

Hoe vaak ben ik niet langs dit door Bobs Wertheim gemaakte borstbeeld van Arthur van Schendel (1874-1946) aan het Leidsebosje gelopen? In 2018 is het tot deze foto gekomen. De roman De zwerver verliefd (1904) was tijdens mijn middelbare schooltijd verplichte literatuur. Vrijwillig voegde ik daar voor mijn examenlijst Het fregatschip Johanna Maria (1930) aan toe. Van Schendel was een populair auteur, wiens boeken in zes talen waren vertaald. Hij was in 1938 vanuit Nederland kandidaat gesteld voor de Nobelprijs voor literatuur. In 1977 kon ik aan Philo Bregstein de opdracht geven om voor de NCRV een filmdocumentaire over hem te maken, onder de titel Dromen van leven. Ik ontmoette Van Schendel in de jaren ‘90 weer, toen ik aan de Slauerhoffbiografie werkte. Ik ontdekte dat toen Slauerhoff in oktober 1935 in een ziekenhuis te Genua was opgenomen, hij via de Nederlandse consul aan Van Schendel, die een huurhuis bewoonde aan de via Garibaldi 8 te Sestri Levante, een uur sporens van Genua, had gevraagd, om hem in zijn isolement op te komen zoeken. Hetgeen geschiedde. Slauerhoff vond, zo liet hij aan Jan Greshoff weten, de eenenzestigjarige schrijver ‘verbazend aardig en nog zeer fris’. Een paar dagen later was Slauerhoff zo opgemonterd, dat hij met de consul een tegenbezoek aan Van Schendel kon brengen. Nadat Slauerhoffs lichamelijke situatie door tuberculose verslechterde en hij in februari 1936 in een rusthuis te Bloemendaal verbleef, bezocht Van Schendel hem opnieuw. De drie ontmoetingen tussen beide schrijvers leveren in mijn fantasie ontroerende beelden op.
Van Arthur van Schendel, die nooit een interview heeft toegestaan, zijn levensbijzonderheden in 1949 bekend geworden dankzij de korte biografie van G.H. ’s Gravesande. Naar verluidt maakt Neerlandicus Rob Groenewegen (1960), biograaf van Jo Otten en Victor E. van Vriesland, zich op het grote levensverhaal van Arthur van Schendel te schrijven. Vermeld kan dan worden dat Vestdijk het idee voor zijn ‘Jamaica-roman’ Rumeiland kreeg na het lezen van Van Schendels De zomerreis, waarin zeerovers, onder wie twee vrouwelijke piraten, optraden. Het was Vestdijk ook die zijn huisgenote Ans Koster en later zijn vrouw Mieke ’s avonds voorlas uit de romans van Van Schendel. Vestdijk bezocht in 1946 Van Schendel tijdens diens ziekbed in de Amsterdamse Van Breestraat. Wat zich daar toen afspeelde heb ik in mijn Vestdijkbiografie beschreven.

FEDERICO GARCÍA LORCA

Garcia Lorca

In januari 2018 dwaalde ik op een avond met mijn zoon Marcel door een regenachtig Madrid. Op het plein De Santa Ana troffen wij het beeld van de dichter, toneelschrijver en schilder Federico García Lorca (1898-1936) aan. Diens geboorte- en sterfjaar komen overeen met die van Slauerhoff. Hoewel ik García Lorca eerder associeer met Granada, waar hij opgroeide, een woning had en in de buurt waarvan hij door nationalisten is opgepakt en later op een onbekende plaats is geëxecuteerd, is zijn beeld in Madrid natuurlijk op zijn plaats. Hij studeerde er, raakte er bevriend met de cineast Luis Bunuel, de schilder Salvador Dalí en de dichter Juan Ramón Jiménez. Zijn eerste toneelstuk vond in Madrid zijn première. En zijn Obras Completas zijn er gepubliceerd. Ik houd het meest van de dichter van liefdesgedichten, waarachter ik het geluid hoor van castagnetten en waarin ik het zweet van stieren en stierenvechters ruik. Ik heb eerder met hem geleefd tijdens wandelingen met Thera door Granada. Wij lieten ons leiden door zijn vriendschap met de componist Manuel de Falla.

STEFAN GEORGE

Stephan Georg

In Bingen am Rhein vonden wij op 18 augustus 2020 aan het Freidhof de bronzen halffiguur van de Pruisische dichter Stefan George (1868-1933). Vestdijk noemde hem ‘een wijsgerig dichter met religieuze inslag’. Bij George denk ik meteen aan de Albert Verwey (1868-1933). Tijdens mijn studie Nederlands besteedde ik aan hem veel aandacht, met als gevolg de rij dichtbundels en beschouwingen van en over hem in mijn boekenkast. Verwey en George waren met elkaar tot 1928 bevriend, nadat George in de zomer van 1895 Verwey in Noordwijk had opgezocht. ‘Het merkwaardige was,’ schreef Verwey in Mijn Verhouding tot Stefan George, ‘dat zoodra wij op mijn kamer waren de kennismaking overging in gemeenschappelijke arbeid. Ik liet hem plaatsnemen in de stoel voor mijn schrijftafel. Ik legde hem Nederlandsche dichtwerken voor, maakte hem op enkele gedichten opmerkzaam en vertaalde ze. Aanstonds teekende hij dan aan wat de grondslag voor sommige van zijn latere vertalingen in verzen is geworden.’ Verwey en George vertaalden en publiceerden gedichten van elkaar. En zij lieten zich samen tekenen door Jan Toorop. Verwey vervolgde: ‘Toen wij zoo zaten, viel het mij dadelijk op dat Stefans gezicht en profil smal, maar van voren breed was, een kruising die ik bij niemand zoo sterk had aangetroffen, en die zonder twijfel de verbinding van een rijke natuur met een strenge vorm beteekende.’ Wat een verering. Die vinden we terug in het beeld van de Duitser Alexander Zschokke (1894-1981), die in 1935 naar Zwitserland emigreerde, zoals George twee jaar eerder had gedaan om aan de nazi’s te ontsnappen. Het beeld komt uit de nalatenschap van de archeoloog Karl Schefold (1905-1999) en werd in 2004 voor het Stefan George Museum geplaatst. Verwey en George zijn vanwege hun vele vertalingen pelgrims op zoek naar Europese dichters genoemd.

AUGUST WILLEMSEN

august willemsen

De liefde voor het werk van vertaler en schrijver August Willemsen (2007-1936) deel ik met mijn in Brazilië wonende zoon Marcel. Willemsen bracht ons met zijn treffende vertalingen dichtbij de Portugese dichter Fernando Pessoa en de Brazilaanse dichter Carlos Drumond de Andrade. Maar ook het oorspronkelijke autobiografische werk van Willemsen, zoals zijn Braziliaanse Brieven, Het hoge woord en De val boeide ons. Het beeld is gemaakt door Pépé Gregoire (1950) en is afkomstig uit zijn atelier, maar is door Thera gefotografeerd in de tuin van het Singer Museum. Daar was in juni 2020 een aan de beelden van Grégoire gewijde tentoonstelling, ter gelegenheid van de Singer Prijs die aan Pépé was toegekend. Hij woonde lange tijd op de Brink in Laren, maar emigreerde in de zomer van 2020 naar de regio Piemonte, in de buurt van Turijn. 'Een heel avontuur,' vertrouwde de beeldhouwer mij toe. 'Een tweede leven. Ik wil er ook een beeldentuin opzetten.' Een tweede buste van Willemsen, gemaakt door Grégoire, is in het Literatuurmuseum te Den Haag.

ERICH KÄSTNER

Erich Kastner

Op de muur voor de tuin van een villa aan de Antonstraat in Dresden zit een jongen in brons, voorstellende de jonge Erich Kästner (1899-1974). Hij werd weliswaar geboren in de dichtbij gelegen Köningsbrückerstraat 66, maar logeerde vaak en graag bij zijn oom Franz in de villa. Hij schreef erover in zijn memoires. Daar, in het hart van de Dresdner Neustadt is sinds 2000 het Erich Kästner Museum gevestigd. De kern wordt gevormd door een soort multimediale tijdmachine, met dertien mobiele zuilen waarin laden en kastjes met documenten, maar er zijn ook de voorwerpen te zien die je in een schrijversmuseum verwacht: Kästners typemachine, een hoed, een jas. En natuurlijk handschriften, filmpjes, boeken en krantenknipsels. Er is een museumwinkel en een leescafé. In januari 2020 vertelde ik de gastvrouw dat ik Kästner aan het eind van zijn leven nog had ontmoet op een congres van de PEN, de internationale schrijversvereniging. En dat ik als uitgever een paar van zijn beroemde jeugdboeken in een mooi gebonden vorm, met de bekende tekeningen van Walter Trier, had uitgegeven. Tot mijn verrassing liet zij mij een van die vertaalde boeken zien: Emiel en zijn detectives. Ik beloofde haar een andere vertaling: Emiel en de drie broers te sturen. Even groot was de verrassing toen ik in de boekhandel in station Neustadt Dresden de verzamelde werken van Kästner zag staan, evenals verschillende uitgaven van zijn jeugdboeken. Het museum is vanuit de oude gerestaureerde en opgebouwde stad aan de andere kant van de Elbe te bereiken met de tramlijnen 3, 6, 7, 8 en 11: halte Albert Platz – Erich Kästner Museum. De moeite waard.

KALLIMACHOS VAN KYRENE

Potamia

Er is geen stad of dorp of gehucht in Griekenland of er is wel een museum (mijn woongemeente Baarn heeft met vijfentwintig duizend geen museum. Toen wij in 2000 de toenmalige betreffende minister voorstelden van Soestdijk een historisch museum te maken, in samenwerking met het Rijksmuseum Amsterdam en Paleis Het Loo, antwoordde zij: over mijn lijk. Wij hebben genoeg musea in Nederland). In het dorpje Potamia op het eiland Thasos bezochten wij in juni 2019 het Polygnotos Vagis Museum, genoemd naar een in Amerika (Long Island) beroemd geworden beeldhouwer, die leefde van 1892 tot 1965. Hij liet zijn werk na aan zijn geboortedorp, waar bijna vijftig werken te zien zijn, zoals dit bronzen beeld (57 cm) van de dichter Kallimachos van Kyrene (derde eeuw voor Christus), van wie zijn verfrissende gedichten te lezen zijn als kinderliedjes en toverformules. Hij schreef: ‘Verwacht van mij geen gezang vol luid gedreun. Donderen laat ik liever over aan Zeus.' Annette Harder vertaalde zijn gedichten (2006), door Piet Gerbrandy geprezen in de Groene Amsterdammer. Het museum is na half drie ‘s middags gesloten.

HANS CHRISTIAN ANDERSEN

Andersen

Tijdens een aprilbezoek in 2019 aan Kopenhagen en Odense telde ik in de gauwigheid wel 9 beelden van sprookjesschrijver Hans Christian Andersen.
Bovenstaande stond in een parkje vlakbij het nationaal museum in Kopenhagen.
Hoeveel beelden van Nicolaas 'Camera Obscura' Beets of Annie M.G. Schmidt telt ons land? Naar verhouding hadden dat er toch wel drie mogen zijn?
We waren in Kopenhagen omdat Thera bij een van de grootste Deense uitgevers het contract moest tekenen voor een uitgave van bewerkingen van verhalen van Andersen, die (ook) in het Nederlands zullen verschijnen in oktober 2019.

GEZELLE

Kortrijk

De Vlaamse dichter Guido Gezelle (1830-1899) werd in 1872 van Brugge overgeplaatst naar Kortrijk, waar hij tot aan zijn dood in 1899 onderpastoor was van de Onze-Lieve-Vrouwenparochie. Zijn borstbeeld, waarvoor hij poseerde voor de beeldhouwer Jules Lagae, staat naast de Onze-Lieve-Vrouwekerk (dertiende eeuw), een zeer mooie kerk waarin een groot schilderij, een Kruisoprichting, hangt van Antoon van Dijck. Gezelle beschouwde de verhuizing eerst als een straf, maar in korte tijd voelde hij zich thuis tussen de bewoners van Kortrijk, die vooral werk vonden in de textielindustrie in dat prachtige stadje aan de rivier de Leie. Hij schreef er de beroemde bundels Tijdkrans en Rijmsnoer en richtte er in 1890 zelfs een tijdschrift op: Biënkorf.
Ik was in januari 2019 in Kortrijk, omdat Thera er onderzoek deed ten bate van de epiloog in haar boek Margaretha. Wij logeerden in hotel Damier waar in 1864 de Franse schrijver Victor Hugo te gast was. Kortrijk is een innemend, cultureel stadje, waar de beheerders oog hebben voor het cultureel erfgoed, getuige de restauraties van het Begijnhof, de torens, en het museum 1302, geheel gewijd aan de Gulden Sporenslag die onder de rook van Kortrijk in 1302 plaatsvond. Kortrijk is ook de stad waar de dichter Luuk Gruwez (1953) opgroeide.

SLAUERHOFF

Slauerhoff2018

Op 7 september 2018 mocht ik in de oud dorpskerk van Huizum, onder de rook van Leeuwarden, voor bijna tweehonderd aanwezigen, de vierde herziene druk van mijn Slauerhoffbiografie presenteren. De veelzijdige, in 1936 op 38-jarige leeftijd gestorven dichter-scheepsarts blijft voor mij een levende kameraad (dit woord gebruikte Slauerhoff als hij het over de Franse dichter Rimbaud had) aan wie ik elke week wel even denk. De volgende dag zagen wij tot onze verrassing een borstbeeld van Slauerhoff in de zogenaamde Slauerhofftuin van en achter de grote en voorbeeldige boekhandel Van der Velde in Leeuwarden. Eerder stond het bij de meubelzaak Slauerhoff aan de Voorstreek, een pand waarin Slauerhoff opgroeide. De winkel is opgeheven en het beeld vond de beste bestemming die je je kunt voorstellen.

VONDEL

Vondel

De tijden waarin dankzij regisseur-acteur Hans Croiset toneelstukken van Vondel (1587-1679) werden opgevoerd en de uitvoering rondom Nieuwjaarsdag van de 'Gijsbrecht van Aemstel' een traditie was, liggen ver achter ons. Dit is een van de vele voorbeelden van het verkwanselen van onze cultuur, ons literair erfgoed. Maar terwijl ik zo zit bij Vondels beeld in het Amsterdamse, door tuinarchitect Zocher ontworpen Vondelpark, krijg ik positieve gedachten. Beeld en park zijn er toch maar. Ze zijn zelfs monumentaal beschermd; en Thera is, terwijl zij de foto neemt, jarig; zij groeide in en rondom het Vondelpark en de Vondelkerk op. En ik zie toeristen foto's van en met het beeld maken. Wie weet zoeken zij via internet op wie Vondel was, geboren in Keulen, verhuisd naar Antwerpen en met zijn doopsgezinde ouders gevlucht naar Amsterdam. In hem zijn wij verbonden met onze directe buurlanden. Zeg dat voort. En lees eens Palamedes of Joseph in Dothan of zijn gedichten. Immers: 'De wereld is een schouwtoneel. Elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel.' En: 'Wat niet kan worden geheeld, moet worden gestreeld.' En maar wachten op de politicus die eindelijk Vondel citeert in Kamer, College of Raad.

FRANÇOIS VILLON

Villon

Bezoeken aan Antwerpen, minstens twee maal per jaar, worden altijd afgesloten in het beeldenpark van Middelheim, waar in april 2018 de Franse laatmiddeleeuwse dichter François Villon (1431- na 1465) op ons wachtte, een beeld van Gustav Seitz. Villon studeerde aan de Sorbonne, werd meester in de letteren, maar kwam op het zwervers- en inbrekerspad, nadat hij in het gevecht om een geliefde zijn tegenstander doodde. Mijn literaire bagage bestond in mijn middelbare schooljaren uit pockets: Ooievaarpockets, Literaire Pockets, Prismapockets. De bloemlezing (Nederlandse) Balladen en Refereinen (1953) samengesteld door Cees Buddingh’, was zo’n Prismapocket. De kennis van de ballade deed ik op deze manier op. Een mooie vorm voor politieke en andere gelegenheidsgedichten. Bewondering voor de ballade kreeg ik pas toen ik van Ernst van Altena de balladen van François Villon las. Hij kreeg er de Nijhoffprijs voor vertalingen voor. ‘Le ballade des pendus’ (de ballade van de gehangenen) is heel bekend, gepubliceerd na Villons dood. Het is niet bekend of de dichter zelf ook is opgehangen, wél dat hij meermalen was opgesloten en gemarteld. Het beeld gaf geen antwoord, hoewel ik erbij staande wel lijden voelde.

ANTON VAN WILDERODE

Wildenrode

In 1987 kocht ik op de Antwerpse Boekenbeurs de Verzamelde gedichten van de Vlaamse priester-dichter Anton van Wilderode (1918-1998). Na eerste lezing ging ik al voor de bijl: wat een prachtige, erudiete, lyrische dichter. Daarna nam ik de bijna 500 gedichten, meestal uit kwatrijnen opgebouwd, mondjesmaat tot mij. Rustig genieten. Het ergerde mij dat Van Wilderode in Nederland nauwelijks bekend was. In 1994 deed ik daar wat aan door in gebonden vorm bij mijn uitgeverij De Prom de bundel Ex libris uit te geven. En ik zorgde voor een grandioze presentatie op 20 maart 1994 in De Brakke Grond te Amsterdam, waaraan naast muzikanten de dichters Michele van der Plas, Benno Barnard, Wim Pendrecht, Guillaume van der Graft, J.W. Schulde Nordholt en Ad den Besten deelnamen. Ik zag Anton glunderen, in bescheidenheid.
In april 2018 liep ik met Thera argeloos door Sint-Niklaas, op weg naar de schouwburg om er te spreken over Lucebert. Onderweg stonden wij plots bij de St Jozef-Klein-Seminarie voor een gigantisch beeld uit 1994 van een schrijvende Anton van Wilderode waarin ik de maker Wilfried Pas herkende. Langs zijn even groot beeld van Willem Elsschot in Antwerpen loop ik jaarlijks. Wat een prachtige aanwinst van en voor de stad Sint-Niklaas; een voorbeeld hoe een overheid met dichters kan/moet omgaan. Ik wist niet dat Van Wilderode van Sint Niklaas was, en dat hij ooit leraar was van de dichters Paul Snoek en Tom Lanoye. Sint-Niklaas, een stad om niet te vergeten. Er zijn meer beelden, er zijn mooie musea, een bibliotheek, een schouwburg (aan het Paul Snoekplein!).

HERMAN HEIJERMANS

HH1

Tijdens het Boekenbal 2018 in de Amsterdamse Stadsschouwburg vond ik even rust naast een borstbeeld van Herman Heijermans (1864-1924). Hij overleed twee maanden ná de geboorte van Lucebert. Dit om even Heijermans in de literaire tijd te plaatsen. Hij is met Vondel onze grootste toneelschrijver en natuurlijk hoort hij in de Stadsschouwburg aanwezig te zijn tussen de geschilderde portretten van tientallen acteurs en actrices. Ik heb in de jaren '60 en daarna nog meegemaakt dat om het jaar wel door een theatergroep een stuk van Heijermans werd gespeeld, en dat beperkte zich niet tot 'Op hoop van zegen'. Ik herinner mij voorstellingen van 'Schakels', 'De opgaande zon', 'Uitkomst', 'Eva Bonheur', 'Ghetto' en 'De wijze kater'. Het laatste stuk was een groot succes met Henk van Ulsen als de kater onder regie van Kees van Ierssel; het kreeg ook een televisie-uitvoering. Andere echte "Heijermansacteurs" waren volgens mij Bernard Droog en Pier Römer. Nu wordt Heijermans nauwelijks meer gespeeld, om maar te zwijgen van Vondel. De jaren dat Hans Croiset Vondel "bracht" lijken voorbij. Wat wil je in een land waarin leraren Nederlands Vondel niet meer hoeven te kennen.

BERTOLT BRECHT

Brecht2

Een meerdaags bezoek aan Antwerpen - en dat gebeurt zeker twee keer per jaar - wordt altijd afgesloten met een bezoek aan de prachtige beeldentuin in park Middelheim, die begin jaren '50 aangelegd werd op aandringen van Lode Craeybeckx. Deze toenmalige burgemeester was een man met visie die krachten wist te bundelen om zo'n park, dat nu een van de culturele hoogtepunten van Antwerpen is, tot stand te brengen. Helaas maak ik in mijn Baarnse omgeving zulke initiatieven vanuit gemeentebestuur en politiek niet mee. De beelden van de grootste meesters staan er permanent, van Manzu, Marini en Zadkine en Rik Wouters. In een paviljoen zijn wisseltentoonstellingen. Op 29 oktober 2017 zag ik daar beelden uit de collectie van het Antwerps Museum voor Schone Kunsten. Daar behoort ook deze buste van de schrijver Bertolt Brecht toe, in 1959 gemaakt door de Duitse beeldhouwer Gustav Seitz (1906-1969). Na afloop van de (gratis!) tentoonstelling op 18 maart 2018 weer terug naar het museum.

MIGUEL DE UNAMUNO

 bilbao2        bilbao1   


Oktober 2017, in de miezerige regen op het Unamunoplein te Bilbao, genoemd naar de gelijknamige Spaanse dichter, filosoof en romanschrijver Miguel de Unamuno (1864-1936). Zijn gebeeldhouwde kop staat op een ruim vier meter hoge sokkel en is zo goed als onzichtbaar. Maar daar niet om getreurd, want bovenaan een trap van de Biblioteca Central Bidebarrieta (1890) in de oude stad staat een kopie van dat beeld. De prachtige bibliotheek is vrij toegankelijk. Unamuno is in Bilbao geboren en was er tot 1891 leraar. Hij heeft veel voor de Baskische cultuur gedaan. Door Spaanse dictators werd hij verbannen of kreeg hij huisarrest opgelegd. Onder Franco overleed hij op 31 december 1936 in zijn huis, nadat hij in oktober had geprotesteerd tegen het gewelddadig optreden van een van Franco's generaals. Veel van zijn handschriften zijn nog niet uitgegeven, maar toch zijn er in de loop der tijd heel wat boeken in het Nederlands vertaald. Aan lezen van Unamuno ben ik nog niet toe gekomen.

WOLFGANG GOETHE

goethe
In 2011 zittend naast Goethe op een plein in Ilmenau. In dit stadje schreef Goethe in 1778 zijn beroemde Wanderer Nachtlied, niet op dit plein maar bergopwaarts in een berghut. Het was Schubert die er de onvergetelijke compositie voor tenor en piano op schreef. Onvergetelijk voor wie bijvoorbeeld Fischer-Dieskau het heeft horen zingen. Ik was met Thera meerdere keren in Weimar en omgevingen, het Thüringer Wald en dus ook Ilmenau, ter voorbereiding van haar niet te evenaren boek Sophie in Weimar, over de enige vertegenwoordiger uit het huis van Oranje die werkelijk iets heeft betekend voor kunst en cultuur. Sophie redde de bibliotheek en nalatenschap van Goethe, om maar een voorbeeld te noemen. Wie alle publicaties van Goethe zou willen inzien, om maar te zwijgen, lezen, heeft een leven lang nodig, en dan moet je leven als een monnik. Goethekenner Boudewijn Büch noemde zijn boek niet voor niets: Goethe en geen einde.

GUSTAVE FLAUBERT

Flaubert
In het doktershuis waar Gustave Flaubert (1821-1880) in Rouen opgroeide en dat natuurlijk in Frankrijk een museum is geworden, was het in 2013 alsof ik in contact kwam met Madame Bovary, zijn beroemdste romanpersonage. Zij pleegde zelfmoord door vergiftiging, en dat beeld wordt door de aanwezige apotheek van Flauberts vader, met de medicijnpotten, opgeroepen. Ik heb nogal wat artikelen over censuur geschreven en gepubliceerd, en de wetenschap dat de roman Madame Bovary bij verschijnen werd verboden en dat de auteur rechterlijk werd vervolgd, speelde in mijn hoofd rond toen ik naast het borstbeeld van de schrijver mocht staan. Uiteindelijk werd Flaubert vrijgesproken. Het Musee Flaubertet d'Histoire de la Medecine ligt aan de Rue de Lucat nr. 51. Ook de omgeving van dit huis ademt Flaubert.

JULES VERNE

JulesVerne

Het is september 2017 en ik lig aan de voet van het standbeeld van Jules Verne (1828- 1905), in Amiëns waar hij vanaf 1871 tot aan zijn dood woonde en werkte. Het beeld staat op de boulevard die zijn naam draagt. Hij kocht in 1871 het huis aan de boulevard Longueville 44 - nu dus Boulevard Jules Verne - maar verhuisde in 1892 om de hoek naar de Rue Charles Dubois, waar hij het huis met de toren huurde van 1892-1900. De laatste jaren van zijn leven was hij weer in het huis aan de Boulevard.
Zoals het een beschaafde stad betaamt, kocht Amiëns in 1980 het huis met de toren en richtte dat in als Jules Verne Museum. De stad kocht bovendien in 2000 van de Italiaanse verzamelaar Piero Gondolo della Riva (1948) diens Vernecollectie van maar liefst 30.000 documenten en voorwerpen. Zulke overheidsinitiatieven zijn al vele decennia in Nederland onmogelijk!
Het is heerlijk om in het huis van Jules Verne te mogen zijn. Elke kamer, elke zaal herinnert aan hem, tot aan zijn kleine werkkamer op de zolder toe.
Daar schreef hij dagelijks tussen 5 en 11 uur 's morgens aan 44 boeken, tot zijn laatste werk aldaar: 'De goudschat van Klondyke'. Buiten schrijftijd ontving hij zijn vrienden, onder wie Alexander Dumas en George Sand.
Verne moest met zijn werk verschillende Franse uitgevers langs, totdat Pierre-Jules Hetzel in 1862 volmondig ja zei en de werken van Verne op een prachtige, geïllustreerde wijze uitgaf. Verne is zijn uitgever trouw gebleven en aan hem is de eerste verdieping van het Museum gewijd. 'De reis om de wereld in tachtig dagen' is het meest vertaalde Franse boek. Ik prijs mij gelukkig dat ik tussen 1978 en 1981 bij Elsevier de uitgever mocht zijn van de zogenaamde blauwe reeks boeken van Jules Verne.

RUPERT BROOKE

IMG 7042   IMG 7072

 
Als voorbereiding voor mijn roman Een duif boven Parijs (1978) las ik oorlogspoëzie van beroemde Engelse dichters, onder wie Rupert Brooke (1887-23 april 1915). Hij was bij de Engelse marine tijdens de Grote Oorlog (later Eerste wereldoorlog genoemd) en vertrok in 1915 op expeditie naar de Dardanellen. Hij overleed onderweg aan bloedvergiftiging en werd op zijn tijdens het sterven geuite verzoek, begraven op het Griekse eiland Skyros. Hij wordt daar op een voorbeeldige wijze geëerd, met een standbeeld bij de hoofdstad, en ergens in het verlaten landschap met de graftombe, waarop het beroemde oorlogssonnet The Soldier staat vermeld. Thera en ik hebben het in juni 2017 niet zonder droge ogen gelezen. De eerste strofe luidt:
If I should die, think only this of me:
That there’s some corner of foreign field
That is for ever England. There shall be
In that rich earth a richer dust concealed.
Het gedicht werd opgenomen in de bundel 1914 and other poems en verscheen in het jaar van Brooke’s dood.

VESTDIJK

vestdijk

Op 2 maart 2013 mocht ik het beeld van de schrijvende Vestdijk in de tuin van de Maartenskerk in Doorn onthullen. Het is gemaakt door Jaap te Kiefte.
Vestdijk woonde van 1939 tot aan zijn dood in 1971 in Doorn, door hem het Dorp van de Donder genoemd. Hij schreef er, op drie verschillende adressen, ver van de Randstad in alle rust aan zijn grote oeuvre, waarin Doorn op diverse locaties in gedichten, verhalen en romans een rol speelt. De rust werd bewaakt, eerst door zijn vriendin-huishoudster Ans Koster, na haar dood in 1965 door Mieke Vestdijk.

LAMARTINE

lamartine

Het standbeeld voor de dichter, historicus en staatsman Alphonse de Lamartine (1790-1868) staat toepasselijk op de Square Lamartine, een plantsoentje in Parijs. Wij waren daar op 1 mei 2010. Op de middelbare school las ik het gevoelige gedicht Le Lac, dat geïnspireerd heette te zijn op de minnares 'Elvire' (Julie Charles), die een jaar na haar ontmoeting met de dichter aan tuberculose overleed. Ik heb er tijdens het lezen nog de vertaling van Da Costa of J.J.L. ten Kate bij gehaald, maar kan dat niet meer nazien omdat beide dichters in mijn boekenkasten voor jongere collega's plaats hebben moeten maken. Van Lamartine heb ik nooit meer iets gelezen, waarschijnlijk ten onrechte gelet op zijn zeer avontuurlijk leven en zijn dichterschap. Bekend citaat van hem is: 'Het leven is kort. Een beetje liefde, een beetje droom, en dan: Vaarwel.'

VOLTAIRE

voltairebijruedeSe

De schrijver, filosoof en historicus Voltaire (1694-1778) kijkt mij na als ik op 17 maart 2012 op weg ben naar de Rue de Seine in Parijs waar ik bij een antiquaar zijn dictionnaire philosophique portatif kocht. Niet de eerste druk uit 1764 die volgens mij zéér zeldzaam is, omdat in 1766 exemplaren op de brandstapel terecht kwamen. Het boek werd 200 jaar later nog in Spanje verboden. Dit filosofisch woordenboek, in het Nederlands vertaald door Jean A. Schalekamp in 1975, raad ik een ieder aan die snel kennis wil nemen van Voltaire's denkbeelden over gelijkheid, verdraagzaamheid en vrijheid van gedachte. Ze vormen de basis van de wetgeving in Frankrijk, Amerika en de verschillende verklaringen van de rechten van de mens. En Voltaire keerde zich fel tegen het religieus fanatisme en is om die reden óók actueel. Verder wilde hij niets weten van het westerse superioriteitsgevoel. Ondanks deze hedendaagse thema's heb ik in ons parlement nog nooit een politicus Voltaire horen citeren. Het woordenboek heeft niet de bekende inhoud van woord plus verklaring, maar van woord en vervolgens filosofische beschouwing.

MAURITS SABBE

Sas

Bij het Minnewater van Brugge staat deze buste van Maurits Sabbe die er op 3 februari 1873 werd geboren. Hij overleed op 12 februari 1938 te Antwerpen, waar hij conservator was van het museum Plantin-Moretus. . Wie Brugge niet oppervlakkig wil aanschouwen maar diep wil proeven, leze van Sabbe de roman De filosoof van 't Sashuis, die doordesemd is met de typische Brugse humor.
Ik ben de gelukkige bezitter van de eerste druk die in 1907 met 20 illustraties van Renée Valery verscheen bij de Nederlandse uitgever Van Dishoeck. Sabbe bracht zijn jeugd door aan de Potterierei nr. 34. Over zijn stad schreef hij: 'Er zijn van die stadsgezichten die, evenals de Rialto of de Brug der Zuchten te Venetië, in het geheugen van duizenden over de hele wereld verspreid, voortleven en telkens weer als bij toverslag een strelend gevoel van stille melancholie en verrukkelijk tedere schoonheid in droomrust opwekken.' Thera en ik komen al dertig jaar regelmatig in Brugge en zeggen het Sabbe na. De foto is in september 2012 genomen vlakbij de grote sluis.
Het Sashuis betekent Sluiswachtershuis.

DIRK COSTER

dichtercoster

In Delft, de stad waar ik tussen 1940 en 1963 woonde, staat deze buste van de essayist en criticus Dirk Coster (1887-1956). Hij was de meest Delftse Delftenaar. En meer dan dat. Hij stelde de belangrijke bloemlezing, de voorloper van de bloemlezingen van Van Vriesland, Komrij en Pfeijffer, samen onder de titel: Nieuwe geluiden. Het was een keuze uit de poëzie van na de Eerste Wereldoorlog. Ik heb de 3de druk van 1927 met gedichten van Bloem, Van Schagen, Van Ostaijen, Slauerhoff, Marsman, Nijhoff en vele anderen. Als essayist herinner ik mij deze humanist van beschouwingen over Dostojevski.
Jarenlang was hij de redacteur van het toonaangevende tijdschrift De Stem.
Vele schrijvers spoedden zich naar de Voorstraat 101 om hem te ontmoeten. Ik heb hem helaas niet gekend, wel zijn vrouw Marie van Kranendonk, met wie ik in het comité zat tegen de afbraak van mooi Delft: Delft binnen de Veste.
Ik heb haar in haar woning aan de Voorstraat 101 vol inzet bezig gezien met het samenstellen en uitgeven van de 11 delen Verzameld Werk van haar man, die literair beschadigd was door Du Perrons schotschrift: Uren met Dirk Coster. Het beeld van de Delftse beeldhouwer Étienne werd in 1963 onthuld in de tuin van het Meisjeshuis, hoek Oude Delft-Boterbrug, geschonken door de katholieke studentenvereniging Sanctus Vergilius. De foto is van februari 2012.

JOHANN GOTTFRIED HERDER

herderWim

Wanneer je Weimar meermalen bezoekt - ik ben er een beetje verslaafd aan, zeker na lezing van Thera Coppens' boek Sophie in Weimar - beseft dat er méér is dan Goethe en Schiller, getuige dit grote beeld van Herder (1744-1803), de theoloog en schrijver. Hij was met Goethe en Schiller een tijdlang bevriend. Het beeld staat naast de kerk waarin hij preekte en waar heden ten dage prachtige (Bach)concerten worden gehouden. De foto is van februari 2006. Ik heb van Herder alleen zijn Reise im Jahre 1769 gelezen (pas na zijn dood verschenen). In juni 1769 maakte Herder een zeereis van Riga naar Nantes en bracht daarover verslag uit. Ik begrijp dat deze Sturm-und-Drang-schrijver een grote meneer is in de Duitse letteren, maar ik heb andere prioriteiten. Interessant vind ik wel de relatie met Goethe, die ervoor zorgde dat Herder titulaire functies kreeg aan het hertogelijk hof van Weimar, waardoor hij meer tijd kon besteden aan zijn schrijfwerk. Deze vorm van mecenaat ontbrak en ontbreekt in Nederland.

COLA DEBROT

debrot
Op de plaats waar ik in januari 2017 terechtkwam, hoort een buste van de schrijver Cola Debrot (1902-1981) te staan. Het is de muur voor zijn ouderlijk huis bij de plantage van zijn vader op Bonaire. Debrot is de belangrijkste auteur van de Nederlandse Antillen. Hij was net als zijn vrienden Slauerhoff en Vestdijk schrijver-arts, maar vooral de auteur van de vele malen herdrukte novelle Mijn zuster de negerin. In 1950 begon zijn (integere) politieke loopbaan met als kroon op het werk zijn gouverneurschap van de Nederlandse Antillen. Zijn literaire Verzameld Werk omvat 6 delen, en J.J.Oversteegen schreef de tweedelige biografie. Oversteegen was ooit redacteur van het tijdschrift Merlyn, voor wie de tekst van een werk, en de tekst alléén heilig was. Van biografieën moest hij niets hebben. Totdat hij een heilzame kentering meemaakte en de biografie schreef, die door zijn vriend en mederedacteur van Merlyn, Kees Fens, de lucht in werd geprezen. Nu is er op Bonaire weinig literairs te vinden en de tientallen Nederlandse ministers en Kamerleden kwamen op hun snoepachtige reisjes niet op het idee om een beeld van Debrot te laten maken en op Bonaire te plaatsen.

MARCEL VAN MAELE

IMG 0807
Tot mijn verrassing kwam ik in het voorjaar van 2016 te staan bij een beeld van de dichter Marcel van Maele (1931-2009). Dat was in het antiquariaat van Leon Lemahieu in de
Wolstraat 2 te Antwerpen [zie onder Boekenpost in column: Particulier initiatief]. Marcel van Maele leerde ik kennen in de tijd dat ik meer in Antwerpen dan in Amsterdam was, zeg de jaren zestig en zeventig. Ik kocht en las zijn dichtbundels, lees de bundels nog, want een van mijn dromen is om het verzameld werk van Marcel te bezorgen en uit te geven. Ja, ik beschouw hem tot de grootste dichters van mijn generatie (en iets ouder) in Vlaanderen, met Nic van Bruggen, Leonard Nolens en Eddy van Vliet. Marcel maakte ook nu fel begeerde objecten, zoals gedichten in een fles. Ik prijs me gelukkig dat ik deze zwervende dichter, die de laatste twintig jaar van zijn leven blind was (zie de schulptuur van een leerling van de Antwerpse Academie), heb gekend.

Soms zijn woorden schelpen
op de oren of vingers
op de wonden.

CHARLES DICKENS

dickensh

In 2013, in een ijskoud Londen - we kregen in het hotel zelfs extra dekens - vonden wij warmte in het woonhuis van Charles Dickens. Het is een van de intiemste schrijvershuizen die ik ken. Het is alsof Dickens zelf op het punt staat om achter een van zijn bureaus te gaan zitten. Hij moet het vermogen hebben gehad om zich volledig af te zonderen met pen en papier, van zijn kinderen (hij had er tien), zijn vrouw en de zus van zijn vrouw die zijn geliefde was. Dickens was in mijn middelbare schooltijd met zijn roman David Copperfield (1849) een populaire schrijver, al zetten de meeste scholieren het veel dunnere A Christmas Carol op hun lijst. Dickens is populair gebleven, door de vele verfilmingen van zijn werk, door Godfried Bomans en door de Nederlandse middenstand gepropageerde Dickens' verkleedpartijen. Het Londense museum heeft veel Dickens' materiaal en ademt een zeer prettige sfeer uit: 48 Doughty Street, Bloomsbury. Eenmaal weer buiten werden we door een Scrooge-achtige straatfotograaf opgelicht. Ik betaalde voor een foto die nooit werd opgestuurd. Men is gewaarschuwd.

CARLOS DRUMMOND DE ANDRADE

PICT4643

In Brazilië, het land van de uitbundige liefdesverklaringen, kun je niet om de dichter Carlos Drummond de Andrade (1902-1987) heen. Zijn soms heel lichamelijke liefdesgedichten zijn prachtig vertaald door August Willemsen met de titel De liefde natuurlijk. Naast het bronzen beeld van de dichter, bij het strand van Copacabana in Rio de Janeiro, heb ik in 2012 menig ingetogen gesprek gevoerd met de dichter op een drukke boulevard. We hadden het over ‘sarcasme’, een manier van commentaar geven op de wereld die ons beiden bevalt. In Nederland hebben we geen sarcastische schrijvers, behalve dan W.F. Hermans en in sommige romans S. Vestdijk. Thera Coppens betrapte ons met haar fototoestel.

NIKOS KAZANDZÁKIS

griekenl010 055

Het borstbeeld van de Griekse schrijver Nikos Kazandzákis (1883-1957) staat in een plantsoentje in de hoofdstad van het eiland Aegina. Ik was daar in juni 2010. Nikos is een grote verteller, die op mij in mijn pubertijd met de roman Christus wordt weer gekruisigd grote indruk maakte. De Nederlandse televisie was maar net van de grond gekomen, of er werd een televisiebewerking uitgezonden met Hans Culeman (1927-1974) in de hoofdrol. Bij mijn voormalige uitgeverij De Prom heb ik de roman in pocketvorm herdrukt. Nikos is geboren op Kreta (waar ook een monument staat), ging op school op het eiland Naxos en hij woonde tot 1945 op Aegina. Kazandzákis is nog steeds en terecht een groot en gevierd schrijver.

GERARD WALSCHAP

PICT1744

Dit grote beeld in Antwerpen laat de schrijver Gerard Walschap (1898-1989) aan het werk zien. Hij behoort tot de grote Vlaamse vertellers. Ik sprak voor het eerst met hem in 1968, na afloop van de kleurloze uitreiking door koningin Juliana van de Prijs der Nederlandse Letteren in het Paleis op de Dam. Bijna iedereen probeerde in de buurt van de koningin te komen, terwijl Walschap met een nummertje in zijn hand zocht naar de garderobe. Ik heb hem toen vergezeld en hem laten blijken dat ik veel van zijn romans wél gelezen had, i.t.t. de vorstin. In 1986 kreeg ik van hem het grote Album met foto's van zijn leven en werk cadeau, met de opdracht: "Voor Wim Hazeu: hulde". Maar die hulde kwam hém toe, vooral omdat hij aan Julien Weverbergh en mij de toestemming gaf om de door ons opgerichte Vlaamse uitgeverij naar zijn beroemde roman HOUTEKIET te noemen. Het beeld is gemaakt door Wilfried Pas.

LUIGI PIRANDELLO

Pirandello2

Nadat ik in de jaren Zestig in het Amsterdamse theater De Brakke Grond door toneelgroep Studio 'Zes personages op zoek naar een auteur' had gezien, ben ik blijvend geïnteresseerd geraakt in leven en werk van de Siciliaan Luigi Pirandello (1867-1936. Wat een sterk drama: zes toneelpersonages, door hun schrijver in de steek gelaten, zijn op zoek naar een auteur die hun leven een vervolg en een slot geeft. En vergeet de verhalen niet van deze Nobelprijswinnaar, over de verwisselbaarheid van werkelijkheid en illusie. Je moet op Sicilië lang zoeken naar een beeld van Pirandello, totdat je in het zuidelijke Agricento, het buiten het oude centrum gelegen geboortehuis vindt. Buiten een beeld, binnen twee beelden. En van het geboortehuis wandelen langs een ravijn naar de plek waar Pirandello's as werd verstrooid, is een pelgrimage naar je eigen persoonlijkheid. (Agrigento, juni 2010. Foto: Thera Coppens).

OSCAR WILDE

ierland2006 046

Pas nadat de Ierse schrijver Oscar Wilde (Dublin 1854 - Parijs 1900) de toegang tot de salons van de Londense society werd ontzegd en hij de barbaarsheid van een Engelse gevangenis had ondergaan, kon hij zijn wereldberoemde werken schrijven, zoals De Profundis. Hij werd van de armen begraven, maar ver na zijn dood als een popster vereerd. Zo ligt en poseert hij ook op een steen in St. Stephansgreen, dichtbij zijn geboortehuis in Dublin. Dat de ijdele, heerlijk perverse en decadente Wilde zijn haar verfde, verbergt het beeld niet. De biografie van Oscar Wilde, geschreven door Richard Ellmann (Knopf, New York), behoort tot de hoogtepunten van mijn levensbagage, evenals de muziek van Richard Strauss bij het grote toneelstuk Salomé dat Wilde schreef. (Dublin, september 2006. Foto: Thera Coppens).

GEORGE SAND IN PARIJS

georgesandLux

Tweemaal per jaar bezoeken wij al decennia Parijs. Wandelen en rusten in de Jardin du Luxembourg is een van de traditionele onderdelen. Toch duurde het tot 2012 voordat mij in het park het beeld van George Sand (1804-1876) opviel. Het is net of de oude sokkel en het witte beeld niet uit dezelfde tijd zijn. In elk geval komt zij, die eigenlijk Aurore Dupin heette maar meer kans als schrijver met een mannennaam maakte, als eerste vrouw in mijn beeldengalerij. Bekend van haar zijn de vele vrienden die zij maakte: Musset, Balzac, Flaubert, Dumas fils, Liszt en niet te vergeten Chopin, me wie zij een liaison van negen jaar had, maar slechts weinigen weten dat zij ook omgang had met de Nederlandse schilder Ary Scheffer (1795-1858). In zijn Parijse atelier, dat wij ook regelmatig bezoeken vanwege de serene sfeer, ligt in een vitrine een haarlok van George Sand. Dichter kun je niet bij haar komen. Overigens wordt het atelier, of beter gezegd de twee ateliers van Scheffer, in gidsen het Musée de la Romantique genoemd. Ik las van Sand haar herinneringen (Histoire de ma vie), een warm zelfportret waarin haar vrije levensopvattingen ruim aan bod komen. Maar trouweloos, nee, dat was zij niet! Naar haar eigen beeld en zeggen.

SIMON VESTDIJK

Vestdijk

Henk Terhell van de Vestdijkkring loodste mij op zaterdag 29 november 2011 naar de Vestdijkzaal in de onvolprezen OBA (Openbare Bibliotheek Amsterdam) en maakte er deze foto. Het was na afloop van een Vestdijksymposium over de invloeden van Proust op het werk van Vestdijk. ik moest er onder anderen Peter Buwalda interviewen, vanwege zijn enthousiaste verhalen over de schrijver aan wie ik een biografie wijdde en die voor mij nog steeds springlevend is. Herlezing van een van zijn romans is altijd een creatief avontuur dat mijn schrijven beïnvloedt. De beeldhouwer Pieter d'Hont heeft Vestdijk mét bril zo goed getroffen, dat de schrijver weer tot leven dreigt te komen.

BALZAC IN ANTWERPEN

Balzac1

Hoe vaak zijn wij niet om het robuuste beeld dat Rodin van Balzac maakte op de Boulevard Raspail in Parijs gelopen? Maar een foto was door het ontbreken van een goede lichtinval al die keren niet te maken. Wie schetst op zondagochtend 20 november 2011 onze verbazing, dat het beeld van Honoré de Balzac ook staat in het fameuze park Middelheim te Antwerpen. Het verschil tussen de biograaf van Nederlandse komaf en de Franse schrijver is op de foto treffend. Rodin maakte het beeld aan de hand van getekende en geschilderde portretten en foto's. Veel heb ik van Balzac niet gelezen, maar de roman Le Lys dans la vallée, over Henriëtte die te laat beseft dat zij zich ten onrechte heeft ingehouden toen Félix haar beminde. Zij stierf zonder de liefde echt te hebben gekend. Een verfilming van deze roman kocht ik ooit aan voor de Nederlandse (NCRV) televisie.

POESJKIN IN WEIMAR

PoeshkinW

Omwille van het onderzoek dat Thera voor haar nieuwe boek Sophie in Weimar moest doen, waren wij - niet tot ons verdriet - vaak in Weimar. Zo ook in 2008, toen deze foto bij een buste van Poesjkin is gemaakt. Het beeld staat naast de Grozherzogin Anna Amalia Bibliothek, die in september 2004 door brand werd verwoest. Dankzij vele giften is de beroemde rococozaal met veel boeken uit Goethes tijd direct gerestaureerd en kon in 2007 al heropend worden. Poesjkin (1799-1837) spreekt mij aan door zijn turbulente leven dat, evenals dat van Slauerhoff maar kort duurde en dat door een pistoolschot eindigde. Was Slauerhoff een vrijwillige banneling die niet in Nederland wilde wonen, Poesjkin werd meermalen tot verbanning veroordeeld wegens hofmakerij en beledigingen van hooggeplaatsten. Het beeld werd er tijdens de DDR tijd geplaatst als een hulde de Russische schrijver, die Goethe vereerde. Voor de Nederlandse geschiedenis zij aangetekend dat Poesjkin, die altijd om geld verlegen zat, op verzoek van de tsarina een gedicht schreef bij het huwelijk van kroonprins Willem (II) en haar dochter Anna Pavlovna. In dat gedicht wordt uitbundig de lof gezongen over de heldhaftige kroonprins die tijdens de Slag bij Waterloo een schotwond in zijn arm opliep.

AUGUST VERMEYLEN

AugustVermey

We kunnen het ons niet meervoorstellen, maar aan het begin van de vorige eeuw moesten Vlaamse schrijvers en geleerden nog vechten voor de erkenning van hun taal in België. Een van de grootste voorvechters van de Nederlandse taal was August Vermeylen (1872-1945) die met succes de Gentse universiteit van een Franse in een Nederlandse hogeschool deed veranderen. Hij was ook een van de belangrijkste oprichters van vernieuwende Nederlandse tijdschriften, zoals Jong Vlaanderen, Ons Tooneel, Van Nu en Straks en Vlaanderen. Tijdens mijn studie Nederlands las ik van hem het boek De wandelende Jood dat voor het eerst in 1906 bij de Nederlandse uitgever C.A.J. van Dishoeck te Bussum verscheen. Niet verwonderlijk, want veel Vlaamse uitgevers waren er toen niet. De hoofdpersoon is Ahasverus, die op zoek is naar innerlijke rust. Rust vind je in elk geval altijd in het park Middelheim even buiten Antwerpen, met die voorbeeldige beeldentuin, waar ook Vermeylen een plek werd toebedeeld. (Najaar 2011).

GUIDO GEZELLE

Gezelle2

In de nazomer van 2012 bezochten we voor misschien wel de twintigste keer Brugge. Nooit eerder maakten we een foto bij het beeld van de in 1830 geboren en in november 1899 gestorven priester-dichter Guido Gezelle. Dat is verwonderlijk, omdat ik als zestienjarige al zijn dichtwerken kocht (voor dertien gulden en vijftig cent), in precies negenhonderd en vijftig bladzijden tellende, gebonden dundrukeditie die bezorgd was door professor Fr. Bauer. Hoewel protestants opgevoed liep en loop ik warm voor de lichtvoetige verzen van Gezelle met hun Vlaamse, religieuze en Angelsaksische toetsen en voor de wijsheden, zoals deze die als Gezelle’s testament beschouwd kan worden, omdat die geschreven werd in zijn sterfjaar:

In handel en wandel
in zeggen en doen
zijt recht voor de vuist en
gaat recht in uw schoen.

Mijn soms overdreven en hinderlijk gevoel voor rechtvaardigheid is in deze regels samengevat.

HARRY MULISCH

wimmulis

Op de avond van het Boekenbal 2013 ontmoette ik in het trappenhuis van hotel American de schrijver Harry Mulisch, en Thera maakte de foto. Decennia lang was hij, eerst mét, en later zonder pijp het statige boegbeeld van het bal van de schrijvers. Waar anderen uit onverschilligheid of hooghartigheid wegbleven, begreep hij dat een bekende auteur de aandacht voor het boek op geen betere plaats kon vestigen. Dat hij, met name in grand café Americain nog een andere faam had, namelijk van die van veroveraar van damesharten, deed niet terzake. Als ik de biografie van Mulisch zou gaan schrijven, dan zou het werk centraler staan dan het leven. Immers, in mijn puberjaren werd ik verleid door boeken als De versierde mens, Archibald Strohalm en Het zwarte licht. De 'mens achter de schrijver', zoals dat zo slecht heet, interesseerde me niet en interesseert me nog niet zodanig, dat ik een evenwichtige biografie had kunnen schrijven. Maar een onverwachte ontmoeting vroeger op zijn kamer of in Frankfurt, of nu in Amsterdam, ga ik niet uit de weg. Het beeld is gemaakt door Menno Veenendaal.

VERLAINE

Verlaine

In de herfst van 2014 kijkt Paul Verlaine in het Parc du Luxembourg op mij neer. Ik hoor hem zijn Chanson d'automne lezen met de melancholische regels:

Je me souviens
Des jours anciens
Et je pleure;
Et je m'en vais
Au vent mauvais
Qui m'emporte
Deçà, delà,
Pareil à la
Feuille morte

En ik denk aan mijn avontuur met Slauerhoff toen ik zijn biografie schreef.

Bijvoorbeeld over de rol die Verlaine in zijn leven speelde. Hij las dat deze Franse tijdeloze dichter de term 'poète maudit' voor het eerst gebruikte in 1884, toen hij zich miskend voelde. Slauerhoffs boekenkast bevatte Verlaine's Oeuvres Complètes. Hij hield een pleidooi bij zijn vrienden voor de Fêtes galantes en hij vertaalde het gedicht Colloque sentimental, een radeloze tweespraak tussen een vrouw en een man die liefde en hoop hebben verloren. Dat lot is mij bespaard. En ik huil dus niet. Maar vallende bladeren onder het oog van Verlaine in een Parijs park doen me wel wenen.

BERTOLT BRECHT

Brecht

Bertolt Brecht (1898-1956) zit naast het Theater am Schiffbauerdamm in het voormalige Oostberlijn. Hij is nogal groot in beeld gebracht. Symbolisch klopt dit ook wel, want hij was en is een groot toneelschrijver. Hij maakte in dat theater in 1928 de première mee van zijn Dreigroschenoper. De laatste jaren van zijn leven mocht hij er weer spelen met zijn vrouw Helene Weigel en het door hun opgerichte Berliner Ensemble. Wij zagen in dit prachtige theater in januari 2015 een voorstelling van Brechts beste stuk: Mutter Courage. Dat was nogal belangrijk voor mij, omdat het onderwerp van mijn nieuwe biografie (Lucebert) hetzelfde stuk onder regie van Brecht in 1955 zag. Sterker nog: Lucebert woonde in die tijd op uitnodiging van Brecht in de Berlijnse wijk Pankow, met de opdracht een stuk voor het Berliner Ensemble te schrijven. Dat zou een bewerking worden van De Spaansche Brabander van Bredero, maar het bleef bij een poging. Na een half jaar verliet Lucebert met zijn gezin Berlijn en Brecht. De toneelschrijver overleed enkele maanden later. Werken en wandelen met Thera in het voetspoor van Lucebert, Brecht en Berlijn, was een verkwikkende ervaring.

MAURICE GILLIAMS

Guilliams

In de tuin van het Elzenveld aan de Lange Gasthuisstraat te Antwerpen staat het beeld van Maurice Gilliams (1900-1982), gemaakt door Rik Poot. Van Gilliams las ik in mijn puberjaren Elias of het gevecht met de nachtegalen en sinds die tijd is deze hypergevoelige kunstenaar met die prachtige verbeeldingskracht niet van mijn zijde geweken.Zijn dagboeknotities (De man voor het venster) en zijn studies over mijn lievelingsschilder Henri de Braekeleer en over de dichter, in wie ik mijn opstandige gevoelens tegen de vervlakking herken: Paul van Ostaijen, mag ik graag herlezen. Minimaal tweemaal per jaar bezoek ik Antwerpen, en altijd is een wandeling met Thera naar het beeld van Gilliams inbegrepen. Het is voor mij even imponerend als het beeld van de componist Bela Bartok bij het Noorderstation van Brussel.

STEFAN ZWEIG 1

szweigwim

In december 2003 laafden wij ons aan natuur en cultuur in de Braziliaanse stad Bahia (ook wel: Salvador). Op de boulevard, langs het smalle strand vol negroïde autochtonen, stond daar een herdenkingsbeeld voor de Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig (1881-1942), voor mij de schrijver van Die Welt von Gestern, over de ondergang van het oude Europa tijdens de Grote Oorlog. Hij week in 1934 vanwege het nationaal-socialisme eerst uit naar Engeland, en in 1940 naar Brazilië, waar hij uit schaamte en protest op 22 februari 1942, samen met zijn tweede vrouw, zelfmoord pleegde in Petropolis bij Rio de Janeiro. In 2010 bezochten wij Petropolis en zagen het sterfhuis, dat eerder in een t.v.-documentaire van Cherry Duyns was uitgelicht.

STEFAN ZWEIG 2

Zweig

Stefan Zweig vertaalde al op jonge leeftijd gedichten van Paul Verlaine en Baudelaire in het Duits. Zijn liefde voor het Frans bracht hem op eenentwintigjarige leeftijd in contact met de Franstalige Belgische schrijver Emile Verhaeren. Over hem zou hij in 1910 een monografie publiceren en van hem vertaalde hij twee delen gedichten en toneelstukken. Andere vertalingen van het werk van Verhaeren volgden.De beide schrijvers ontmoetten elkaar regelmatig in Saint-Cloud bij Parijs. In Parijs raakte hij later ook bevriend met Romain Rolland en Joseph Roth. Dit borstbeeld van Zweig zag ik in april 2011, na een inspirerend bezoek met Thera aan tentoonstellingen van Miró, Mahler, Odilon Redon en Manet. Het staat volgens mij nog niet zo lang in Parc du Luxembourg te Parijs. Van mijn vorige tientallen bezoeken herinner ik me tenminste niet het gezien te hebben, en het staat toch op een prominente plaats, als eerbetoon aan een groot schrijver en een toegewijd vertaler van de Franse literatuur. Bij zonsondergang verspreidden zich fluitende politieagenten om alle bezoekers het park uit te jagen. Iedereen ging, maar Zweig bleef.

SLAUERHOFF

SlauerhoffWim

Aan de gevel van de woning waar hij zo vaak logeerde in de Dorpstraat van Vlieland, werd in 1998, in zijn honderdste geboortejaar, een plaquette onthuld van dichter-scheepsarts Slauerhoff. Hij was vaak op het eiland: in zijn kindertijd om als astmatisch jongetje de stoffige winkel van zijn ouders in Leeuwarden te ontlopen, later om zijn vriendinnen en vrienden te laten zien op welke locatie hij echt gelukkig kon zijn. Initiatiefnemer voor dit eerbetoon was Ton Pronker, een neef van Slauerhoff en een zeezeiler, die mij zo vaak, zo nauwkeurig en zo stimulerend geholpen heeft bij het schrijven van mijn biografie. Hij bewoonde het huis naast dat van Slauerhoffs logeerplek. Ik mocht bij de onthulling een woordje spreken. Nadien zijn in de haven en op andere plekken in het plaveisel gedichten van Slauerhoff aangebracht, helaas zonder zijn naam erop. Voor mij is Vlieland gelijk aan mijn grootste Slauerhoffemoties en ik wil zo graag dat eilandbezoekers Slauerhoffs werk blijven lezen..

CERVANTES (1547-1616)

cervantessevill

Op 1 mei 1994 bezochten wij Sevilla. Voor het eerst onderging ik een tropische temperatuur (38 graden) welbewust aan den lijve. Maar vanuit die warmte kwam ik op de dag van de arbeid dicht bij Cervantes. Wat deed hij in Sevilla? Hij ging er bij de Jezuïeten op school en kwam er decennia later in de geldhandel terecht. Maar natuurlijk, het gaat om de Cervantes die in 1605 Don Quichot schiep. Nu ik bezig ben met mijn Toonderbiografie dringt de vergelijking met Heer Bommel zich op. Opvallend verschil is dat Don Quichot eerst alleen op avontuur ging en later pas zijn knecht Sancho Panza ontmoette. Terwijl bij Toonder eerst Tom Poes zijn avonturen beleefde en pas later Heer Bommel ontmoette, die uit Amerika was komen aanwaaien. Na deze ontmoetingen werden Don Quichot en Sancho Panza en Heer Bommel en Tom Poes paren apart, die los van elkaar geen bestaansrecht meer hadden.

GUILLAUME APOLLINAIRE (1880-1918)

apolinaire

In juli 1897 stuurde zijn moeder Apollinaire naar het Belgische Stavelot. Hij leerde er de Hoge Venen kennen en zijn geliefde Maria Dubois die hem tot zijn gedichten inspireerde. Toen we in 1983 in Stavelot waren, liep ik daar Apollinaires stamcafé binnen. Terwijl Thera en zoon Joep het dorp en musea verkenden, las ik het Bulletin international des études sur Apollinaire. Ik was al een klein beetje kenner van zijn leven en las met even veel bewondering zijn gedichten als zijn proza. De eerste vertaling van zijn verhalen door Rein Bloem werd in 1969 door uitgeverij Meulenhoff gepubliceerd onder de mooie titel Ketterpaus & Cie. In het café zette ik mijn Apollinairestudie voort. Ik werd er enkele uren later, enigszins aangeschoten, teruggevonden. Aangeschoten moet ook de schrijver van de plaquette achter mij zijn geweest, want daar komt de naam Apolinaire (dus verkeerd gespeld) voor.

LOUIS COUPERUS

Couperus

Soms denk ik dat ik Eline Vere, en de Boeken der Kleine Zielen van Louis Couperus op een te jonge leeftijd (vijftien jaar was ik) heb gelezen. De emoties waren groot, de invloed bepalend voor mijn cultuur-pessimistisch wereldbeeld. Maar toen ik begin augustus 2011 voor Pulchri Studio aan het Haagse Lange Voorhout Couperus ontmoette, in de beeldvorming van Kees Verkade, wist ik dat ik die ervaring niet had willen missen. Want ze heeft mijn drift om te schrijven versterkt. Bovendien: je kunt niet jong genoeg zijn om de Groten uit onze literatuur persoonlijk door het lezen van hun boeken te leren kennen. Veel later mocht ik van Albert Vogel diens boek Louis Couperus, een schrijversleven (1980) uitgeven en met even veel plezier van Louis Couperus: Mijn vriend Orlando, verhalen door dezelfde Haagse Albert Vogel verzameld en ingeleid door Frédéric Bastet (1981).

RAINER MARIA RILKE

Rilke2

Ik ontspan mij al vanaf mijn jeugd in ateliers van schilders en beeldhouwers, dus is de beschrijving van Rilke's omgang met Rodin in Parijs aan mij wel besteed. Hij was Rodins secretaris van najaar 1905 tot de zomer van 1906. In Rilke's monografie van Rodin staan treffende beschrijvingen van beroemde beelden als De kus, De burgers van Calais en Balzac. Hij was op 21 april 1906 voor het Panthéon aanwezig bij de onthulling van Rodins Denker. Aan het eind van deze gelukkige Parijse periode heeft Rilke in het West-Vlaamse stadje Veurne gelogeerd, getuige ook de plaquette aan de muur van een voormalig hotel. Ik was er met Thera in 1988. Toen Rilke er was, was het juist kermis. Aan zijn mecenas Karl von der Heydt schreef hij: "Ik zit in een kleine, zeldzame, oude stad te midden van een Teniersiaanse kermis, mijn ogen vol schommels en kegelspel, mijn oren vol omroepers, mijn neus opgestopt met de reuk van bier, koeken en boeren, op mijn tong stof en droogte en de druk van een onbeschrijfelijke zomerwarmte op al mijn zintuigen... God, waar gaat het heen met de eenzaamheid der wereld!'

PAUL VAN OSTAIJEN

paulvOstaijen2

Eén van de eerste dichters die ik in mijn vroege pubertijd las was Paul van Ostaijen. Dat was vooral te danken aan die voortreffelijke uitgever Bert Bakker Senior en de door hem opgezette Ooievaarreeks. Die bestond uit uitmuntende pockets met originele omslagen, die voor een zeer lage prijs te koop waren. Deze pockets hebben een generatie pubers en studenten tot de beleving van de literatuur gebracht. In 1955 verscheen Music-Hall, die ik in 1956 op mijn verjaardag kreeg van mijn lagere-school-vriendje Peter Slingerland; een jaar later kocht ik zelf De bende van de Stronk. Beide bloemlezingen waren samengesteld door Gerrit Borgers, toen de directeur van het Letterkundig Museum. Sindsdien is Van Ostaijen in mij blijven rondzingen, en houdt hij het lawaai van de opstand en de vasthoudendheid om niet alles te accepteren in mijn hoofd wakker. Er is geen origineler en dapperder dichter in ons taalgebied aan te wijzen dan deze jong gestorven Antwerpenaar (1896-1928), die in zijn stad terecht wordt geëerd met dit monument. Wie het steegje bij het oude café Quinten Matsijs inloopt, ziet aan de muur van deze herberg de geschilderde portretten van onder anderen Van Ostaijen, Elsschot en Vandeloo, en van mij... Het is niet anders, we deelden in ieder geval dezelfde kroeg.

POESJKIN

poesjkin

Dichter kon ik in de herfst van 2002 niet bij Alexander Poesjkin (1799-1837) komen, schuifelend met Thera tegen mij aangeklemd door Sint Petersburg, in de sneeuw, over gladde stoepen. Het was druk op straat, en toch zag je niemand. Behalve Poesjkin, die we, beschutting zoekend, vonden in zijn huis aan de Moika, waarin hij na een duel met George-Charles van Heeckeren d 'Anthès (de knappe stiefzoon van de Nederlandse gezant in Sint-Petersburg) om zijn vrouw Natalja, gewond werd binnengedragen. De sofa waarop hij dood lag te bloeden, staat nog in zijn bibliotheek. Om te bekomen van zoveel bloed wandelden bij een ietwat opgeklaarde lucht naar het literaire café Poesjkin, waar hij vóór het fatale duel nog vertoefde.En in café lazen schrijvers, zittend rond een ovalen tafel, voor uit hun werk. Maar ik dacht aan Poesjkins verhaal Het pistoolschot dat ik ooit, spijbelend van school, op het Scheveningse strand las. Het was een dun, gebonden boekje, door de onvolprezen uitgever Stols voor één gulden in de serie Kaleidoscoop, gepubliceerd, in het Nederlands van Constant van Wessem. "Het spijt me', zei Silvio, die de graaf, de hoofdfiguur van het verhaal, bij nacht en ontij bezocht. 'Mijn pistool is niet met kersenpitten geladen. Lood is hard.... Het zou meer op een moord lijken, dan op een duel.'

JAMES JOYCE

jamesjoyce

Voor het werk aan de Toonderbiografie kwam ik onvermijdelijk een aantal keren in Ierland, het land waar Toonder vanaf 1965 tot 2001 woonde. En onvermijdelijk kom je er James Joyce (1882-1941) tegen. In een park, of hier, zoals in 2006, in hartje Dublin. Natuurlijk weten we dat Joyce Dublin al in 1904 voorgoed heeft verlaten, en achtereenvolgens neerstreek in Parijs, Triëst, weer Parijs en Zürich. Ik droomde eens dat ik Joyce in Zürich ontmoette, terwijl ik die stad nog nooit heb bezocht. Jeroen Brouwers vertelde me dat hij een soortgelijke ervaring had gehad. Maar het werk van Joyce is natuurlijk Iers, of zelfs specifiek 'Dublins', in wortels (inhoud, karakter) en taal. Met vertaler John Vandenbergh voerde ik eind jaren '60 eindeloze gesprekken over zijn vertaling van Ulysses, een werk dat ik alleen maar, en dan nog maar een beetje, begrijp als ik het hardop lees. Dan raak je in vervoering of in een trance. Er zijn slechtere middelen om buiten westen en buiten de ergernissen van deze tijd te geraken.

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save